Brigade Para-Commando: 60 jaar geschiedenis
Van de vlakte van Ringway naar de bergen van Kosovo

Georges Danloy en Edouard Blondeel: in 1942 richten deze twee reserveofficieren de eerste twee elementen op van wat op een dag de Brigade Para-Commando zal worden.
Foto’s : CDH

De oorsprong van de Brigade Para-Commando gaat terug tot in 1942. In dat jaar richten de Belgische strijdkrachten in Groot-Brittannië een compagnie parachutisten op en een ‘troop’ commando. Het begin van een zestigjarige geschiedenis ten dienste van België, met veel interventies in het buitenland.

Tekst : Luc Vangansbeke

Vertaling : Nele De Broyer


Het verhaal van onze paracommando’s start op 11 januari 1942. Op die dag landen een twintigtal Belgische militairen op de luchthaven van Ringway, nabij Manchester, om er het brevet parachutist te behalen. Op 8 mei 1942 ziet de eerste Belgische parachutisteneenheid het daglicht. In juli krijgt de eenheid de naam van Belgian Independent Parachute Company. Commandant Thise voert het bevel. Hij raakt echter betrokken bij een ongeval en draagt het commando over aan kapitein Edouard Blondeel. De rode muts nemen de vrijwilligers over van de Britse luchtlandingstroepen.

Ook andere Belgen voegen zich bij de commando’s. Op 7 juli 1942 ontstaat de 4th Troop van het 10th Inter-Allied Commando. Kapitein Georges Danloy voert het commando. Op 14 augustus gaat de eenheid naar het trainingscentrum van Achnacarry om er het brevet te halen. Zij die slagen, krijgen de groene muts van de Britse commando’s. Op 10 september 1943 vertrekt de 4th Troop naar Algerije. Van hieruit gaat het richting Italië. Het is de eerste Belgische landeenheid die in Europa de strijd herneemt. Op 17 maart 1944 gaan de Belgische commando’s op weg naar het eiland Vis, in de Adriatische Zee. Ze vechten er aan de zijde van de Joegoslavische partizanen van Tito.

De parachutisten voegen zich op 4 februari 1944 op hun beurt bij de Special Air Service Brigade. Hun eenheid krijgt de naam van 1st Belgian Independent SAS Squadron. Op 27 juli wordt het korporaalschap van luitenant J. Ghijs in Frankrijk geparachuteerd. Tot in september volgen andere, hoofdzakelijk inlichtingenoperaties. In de nacht van 15 op 16 augustus worden luitenant P. Renkin en zijn manschappen nabij de Belgische grens gedropt. Ze dringen ons grondgebied binnen en nemen contact op met het verzet. Andere Belgische SAS-ploegen worden rechtstreeks boven ons land gedropt. Vier van hen landen in Nederland en één zelfs in Duitsland, na een navigatiefout door de bemanning.

SAS- en commandoregimenten

In 1960 breekt er onrust uit na de onafhankelijkheid van Kongo. Het Regiment Para-Commando verhoogt het aantal interventies en redt honderden Europese staatsburgers.
Foto: archieven DG-IPR

Ondertussen zijn de commando’s naar Engeland teruggekeerd. Van 1 tot 9 november ontschepen ze mee op het eiland Walcheren, in Nederland. Uiteindelijk verandert de SAS-brigade in een gemotoriseerd verkenningseskadron. Dit beschikt over terreinwagens die met mitrailleurs zijn uitgerust. Ze sluiten het jaar 1944 af met de deelname aan de Slag om de Ardennen.

Na de bevrijding stromen de vrijwilligers toe. Danloy en Blondeel breiden hun eenheden uit die in februari 1945 de commando- en SAS-regimenten worden (in werkelijkheid twee kleine bataljons). Vanaf 7 april zetten de parachutisten de strijd verder in Nederland en vervolgens in Noord-Duitsland. Op 8 mei loopt de oorlog ten einde.


Na de terugkeer in België lijven beide regimenten aan het begin van 1946 hun eerste miliciens in. Het commandokamp van Marche-les-Dames verwelkomt op 16 februari de eerste kandidaten. In Poulseur opent een SAS-opleidingscentrum de deuren. Enkele jaren later gaat het echter opnieuw dicht. Belangrijker is de opening van het trainingscentrum voor parachutisten in Schaffen in april 1947. Op 11 september vinden de eerste vliegtuigsprongen plaats. Op 2 oktober 1950 ziet het vrijwilligerskorps voor Korea het daglicht. De onderrichters van Marche-les-Dames spelen een doorslaggevende rol in de voorbereiding van het allereerste contingent.

Op 1 april 1951 krijgen de twee regimenten de benamingen 1ste Bataljon Parachutisten (1 Para) en 2de Bataljon Commando (2 Cdo). Begin 1952 vormen zij het Regiment Para-commando. Luitenant-kolonel Danloy wordt de eerste commandant.

Afrikaanse ervaring

Belgisch Kongo biedt enorme trainingsmogelijkheden. In april 1953 vertrekken 44 para’s en commando’s op verkenning. Op dit immense grondgebied moeten alle compagnieën parachuteerbaar zijn. Alle manschappen volgen dan ook dezelfde parachutisten- en commando-opleiding ongeacht de kleur van de muts.

Het Regiment Para-Commando wordt bij de terugkeer uit Afrika een snelle interventieeenheid van de Navo. In het kader van de AMF oefenen haar elementen regelmatig in Noord- en Zuid-Europa.
Foto: Pierre Bogaert

Vier opeenvolgende detachementen, waaronder een compagnie van 1 Para en van 2 Cdo, passen de training aan de Afrikaanse omstandigheden aan. Dankzij de aankomst van het 5de detachement in Kamina kan het 3de Bataljon Para-Commando (3 ParaCdo) worden samengesteld. Dit neemt de tradities en de bruine muts van het vrijwilligerskorps voor Korea over. Detachementen die afwisselend van 1 Para en 2 Cdo komen, wisselen elkaar om de zes maanden af. Na de oprichting van 4 Cdo op 2 april 1959 wordt 3 ParaCdo 3 Para en draagt het de rode muts.

Op 9 januari 1959 breekt in Leopoldstad onrust uit. De paracommando’s helpen bij de ordehandhaving, maar de rust zal van korte duur zijn. Er komt ook opstand op het grondgebied van Ruanda-Urundi. Vanaf 30 juni 1960, de dag van de onafhankelijkheid van Kongo, wordt de situatie bijna rampzalig. Op 5 juli komt de Kongolese Force publique in opstand. De zwarte soldaten slaan aan het plunderen en bedreigen de Belgische staatsburgers in het hele land. Het regiment verhoogt het aantal interventies en operationele sprongen. Gedurende deze periode telt het regiment uiteindelijk zes bataljons waarvan er vijf in Afrika aanwezig zijn (1 en 3 Para, 4 en 6 Cdo, 5 ParaCdo). In augustus 1960 verlaten de Belgische troepen Kongo. 1 Para, 3 Para en 4 Cdo blijven in Ruanda-Urundi tot en met de onafhankelijkheid op 1 juli 1962.


Snelle interventie-eenheid


Op 17 december 1982 neemt prins Filip zijn muts in ontvangst nadat hij de volledige opleiding met succes beëindigde. Van 3 januari tot 30 maart 1983 voert hij het bevel over een peloton van 3 Para.
Foto: archieven DG IPR

Na de terugkeer uit Afrika verandert het regiment in een snelle interventie-eenheid van de Navo. 5 ParaCdo en 6 Cdo worden ontbonden. 4 Cdo wordt een reserve-eenheid. De drie overige bataljons passen zich aan hun nieuwe opdracht aan. Op 1 maart 1963 ontstaat de Compagnie Antitank Para-Commando (Cie ATk ParaCdo). Er moeten ook nieuwe oefenterreinen worden gevonden. Het kamp Otterburn in Engeland beantwoordt aan de verwachtingen. 3 Para verblijft er in juni 1963 voor de eerste maal. 2 Cdo huldigt een ander oefenterrein in met een eerste raid op Corsica in december 1963. Een tragisch ongeval overschaduwt echter de goede start. Op 26 juni 1963 stort een C-119 van de 15de Wing neer in Detmold. Een Britse mortierbom raakte het toestel boven het kamp Sennelager, in Duitsland. De bemanning en 32 leden van 1 Para komen om het leven.

Vanaf 1964 stelt het regiment elementen ter beschikking van het AMF (Allied Command in Europe Mobile Force). 3 Para en de Cie ATk ParaCdo nemen in juni 1964 deel aan een manoeuvre in Noorwegen. Er volgen andere in het noorden van Europa, maar ook in het zuiden, voornamelijk in Turkije. Vanaf januari 1965 maakt een akkoord met Frankrijk parachutesprongen mogelijk in Pau, in de Pyreneeën. De Batterij Veldartillerie (Bij ParaCdo) wordt opgericht op 1 april 1974 en het verkenningseskadron (Esk Recce ParaCdo) op 1 september 1975. Op 17 december 1982 ontvangt prins Filip zijn muts nadat hij de volledige opleiding met succes beëindigde. Van 3 januari tot 30 maart 1983 voert hij het bevel over een peloton van 3 Para.

Ten allen tijde levens redden…

De paracommando’s lijden een zwaar verlies tijdens de vredeshandhavende operaties in Afrika: vier doden en verschillende zwaargewonden in Somalië, tien doden in Rwanda ...
Foto: Christian Theys

De reorganisatie van het regiment betekent niet het einde van de Afrikaanse opdracht. De paracommando’s snellen regelmatig Belgische staatsburgers ter hulp die in Kongo bleven. Op het einde van november 1964 komen 1 Para en een compagnie van 2 Cdo tussenbeide in Stanleyville en Paulis. Zij redden hier honderden Europeanen uit de handen van de Simba-rebellen. In mei 1978 voeren 1 Para, 3 Para, het Esk Recce ParaCdo en de Cie ATk ParaCdo in Kolwezi een gelijkaardige opdracht uit. In februari en maart 1979 vestigt 2 Cdo zich in Kitona. Hun aanwezigheid voorkomt het uitbreken van rellen in Zuid-Zaïre. In oktober 1990 bevindt 2 Cdo zich in Rwanda, waar burgeroorlog dreigt. Hun aanwezigheid stelt de plaatselijke Europeanen gerust en draagt bij tot de terugkeer van de rust. Tot slot is het regiment van 24 september tot 8 oktober 1991 in Zaïre. Nadat op verschillende plaatsen in het land opnieuw onrust is uitgebroken, organiseert 2 Cdo in samenwerking met de Fransen een nieuwe evacuatie van de buitenlandse staatsburgers.

Er nemen ook paracommando’s deel aan humanitaire operaties ten voordele van bevolkingsgroepen in moeilijkheden: met de hulp van de luchtmacht droppen zij in 1973 en 1974 levensmiddelen in Niger en Opper-Volta. In 1973 voeren ze via de weg ook voedingsmiddelen en medicijnen aan die eveneens voor Niger zijn bestemd. Van juni 1985 tot einde 1986 komen ze tussenbeide in Ethiopië. In 1991 bevindt een detachement van 3 Para zich in Iran om er een tentenkamp op te richten en verzorging te verlenen aan de Koerden die vluchten voor het regime van Saddam Hoessein.

Brigade Para-Commando

In 2001 is 3 Para de eerste eenheid van de brigade die de nieuwe 6x6 Pandur-pantsers inzet.
Foto: Jürgen Braekevelt

Op 1 november 1991 verandert het regiment in de Brigade Para-Commando. Dit wordt aangevuld door de Batterij Luchtdoelartillerie 35 A, de 14de Compagnie Genie ParaCdo, de 16de Medische Compagnie ParaCdo en de 210de Compagnie Logistiek ParaCdo. Het Esk Recce ParaCdo neemt de tradities over van het 3de Regiment Lansiers en krijgt de benaming van 3 L Para. In 1993 fusioneert het met de Cie ATk. Op die manier wordt het een regiment met twee verkenningseskadrons.

Na de val van het IJzeren Gordijn neemt de Belgische krijgsmacht deel aan vredeshandhavende VN-operaties. Vier para’s komen om het leven en in 1992-1993 raken in Somalië verschillenden van hen gewond. Het is echter in Rwanda dat de brigade het grootste verlies lijdt: op 7 april 1994 worden tien leden van 2 Cdo in Kigali vermoord. Op het moment van de val van het Mobutu-regime verblijven 1.435 paracommando’s in Congo en Congo-Brazzaville, in afwachting van hun tussenkomst in Zaïre. Zij zijn verdeeld over twee openeenvolgende detachementen tussen 23 maart en 24 mei 1997. Uiteindelijk hoeven ze niet tussenbeide te komen. De brigade begint opnieuw met de Afrikaanse training wanneer 3 L Para in juni 2001 in Benin verblijft. 2 Cdo volgt haar op in november.

Hoewel een klein aantal para’s al in voormalig Joegoslavië waren, is het pas vanaf 1999 dat de brigade volledige bataljons naar de Balkan stuurt. De crisis in Kosovo leidt tot de inzet van 2 Cdo in Albanië op het einde van april. In juli is het de beurt aan 3 L Para dat een maand later naar België terugkeert. 3 Para voert de Belukos 5-opdracht in Kosovo uit van december 2000 tot april 2001. Het is het eerste bataljon dat in dit kader de nieuwe Pandur-pantsers gebruikt. 1 Para verblijft er op zijn beurt van maart tot juli 2002.

Bron : Vox